Dag 11

Een dag op de Tent of Nations:

Mijn wekkertje gaat om 0630. Het is eigenlijk niet nodig om de wekker te zetten want al een paar uur eerder beginnen de vier hanen die naast mij slapen hun wedstrijdje wie het hardst kan kraaien. Dus.

Opstaan en dan wassen. Een klein emmertje vul ik voor een vierde met water. Daar was ik mij mee. Met het restant was ik mijn shirt, ondergoed en sokken. Dat hang ik aan de lijn en wat er hangt (van gisteren) neem ik mee. Omdat ik bio-zeep gebruik kan ik het water bij de planten mikken.

Daarna ontbijt (meestal yoghurt, cornflakes en koffie) en bijpraten met de anderen.

Om 0800 uur uur naar de ‘animal farm’. Eenden in allerlei soorten en maten, duiven, konijnen, katten, kippen én hanen krijgen voer (veel oud brood dat we met water lekker laten soppen tot een prutje). En allemaal krijgen ze vers water.

Daarna ga ik naar de hond. Ik maak zijn kennel schoon en wandel een stukje met hem. Terug in zijn kennel krijgt hij voer en schoon water. Ik verstop dan wat brokjes zodat hij daarna nog iets te doen heeft.

Bijna altijd moet er dan wel ergens iets ‘gewaterd’ worden. Een paar boompjes hier, plantjes daar. Als dat allemaal is gebeurd, is het vaak al een uur of tien.

Vanmorgen ben ik vervolgens distels gaan ‘hakken’. Die prikkelige dingen gebruiken het water dat voor de jonge aanplant – olijfboompjes of druiven struiken – is bedoeld. Het is hier ruim 30+ graden, het gereedschap bestaat uit een pikhouweel, dus al snel stroomt wat ‘water’ over mijn hoofd en voel ik spieren in mijn rug waarvan ik niet eens wist dat ik ze had. Maar goed.

Om 1100 uur is er een koffiepauze, daarna hak ik er weer rustig op los.

Om 1300 uur kap ik ermee. Lunchtime. Soms heeft de familie voor alles gezorgd, soms moeten we zelf iets maken. Aansluitend volgt er een lange break. Meestal. Soms wordt er doorgewerkt omdat iets niet kan wachten.

Om 1530 uur pakken we het werk weer op. Soms ga ik door met het werk van de ochtend maar vaak is het daarvoor inmiddels te warm. Het kan zijn dat er dan iets schoongemaakt moet worden of een andere klus wat in de schaduw gedaan kan worden. Maar heel vaak moet er gewaterd worden. Sinds kort worden een paar dagen van tevoren de canisters verspreid; een canister bevat 25 liter water. Om alles van water te voorzien zijn er zo’n 45 nodig. Soms met zijn drieën, soms met meer geven we twee keer per week alle jonge aanplant een plonsje water. Plantje voor plantje. Honderden. Nu we minder lange afstanden met die canisters hoeven te lopen omdat ze dus eerder over het land verspreid zijn, valt het mee – maar het blijft een pittige klus. De eerste keer waren we er vier uur aan kwijt, nu lukt het in drie.

Dus, tegen half zeven gaan we opnieuw naar de animal farm om alle dieren te voeren en schoon water te geven. Aansluitend hobbel ik naar de hond en herhaal wat ik die ochtend heb gedaan.

Daarna eten we met elkaar, soms iets wat is overgebleven, soms brood. Het is ook het moment waarop wij de zon onder zien gaan en dat is elke avond weer een prachtig schouwspel.

Om 2100 uur ga ik meestal naar mijn bedje.

Zo zien de meeste dagen er in grote lijnen uit.

Nu vermoed ik zomaar dat deze beschrijving bij velen niet het ultieme vakantiegevoel op zal roepen. Wel, het is hier ook geen vakantie. Er valt werk te verrichten. Heel veel werk dat op veel,veel, heel veel meer mensen zit te wachten. Busladingen vol mensen.

Het zou mooi zijn, zo bedacht ik me, wanneer jong agrarisch Nederland twee keer per jaar met een buslading jonge boeren hier voor een week wat werk zou komen verzetten. Maar iedereen wordt hier hartelijk verwelkomd, gastvrij, om voor het land, de dieren en voor elkaar te zorgen.

Kom en zie: Tent of Nations Nederland.

In