Het meest morele leger ter wereld? – H. van Praag, ‘De functie van de staat Israël in de joodse belevingswereld’, in ‘Iemand had twee zonen…’, Wending, november 1966, p. 660.
« Van tijd tot tijd klinkt ook in onze tijd een profetisch geluid. In de thora lezen we, dat de profeet Nathan naar David gaat, als hij zich aan Bethseba bezondigd heeft. Zo ging ook in onze tijd een Nathan naar een David en wel de dichter Nathan Alterman naar David ben Gurion. Als redacteur van ‘Ha Davar’ schreef hij ook een satirische rubriek “Toer Sjevii” (“De Zevende Kolom”). Daarin hekelde hij in een gedicht ook het optreden der Israëlische soldaten, die zonder noodzaak in de oorlog Arabieren gedood hadden (en dat nog wel op bevel van hogerhand). Hij noemde hen moordenaars en bepleitte rechtbanken ter velde in plaats van oorlogsonderscheidingen. David ben Gurion liet Nathan Alterman bij zich komen en zei: “Uw kolom is sterker dan duizend kolonnes”. Hij liet het gedacht van Alterman in honderdduizend exemplaren onder de manschappen verspreiden.
Dat dit heilige ernst was bleek toen later een krijgsraad een officier en twee soldaten tot zeer zware straffen (van 12 tot 14 jaar!), veroordeelde, omdat ze op een Arabische vrouwen en kinderen geschoten hadden. Een beroep op het bevel tot schieten (anders waren ze zelf doodgeschoten!) werd door de krijgsraad verworpen, omdat in Israël niet geldt, dat “Befehl ist Befehl’, ook niet in oorlog. Het argument, dat men anders zelf zou gedood worden, werd weerlegd met de talmoedische vraag: “Is jouw bloed dan roder dan het hunne?” Zou één krijgsraad ter wereld zo geoordeeld hebben over soldaten die in oorlogstijd het bevel van hun overste opvolgden? »
Naar aanleiding van dit citaat deze overweging:
Op 23 maart 2025 opende het Israëlische leger (IDF) het vuur op een konvooi van hulpverleners in Rafah, Gaza. Hierbij kwamen 15 mensen om het leven, waaronder acht paramedici van de Palestijnse Rode Halve Maan, zes leden van de civiele bescherming en een VN-medewerker. De lichamen werden later teruggevonden in een ondiep massagraf, samen met de wrakken van hun voertuigen.
Het IDF erkende “professionele fouten” en “operationele misverstanden” in verband met het incident. Een plaatsvervangend commandant werd ontslagen en een hogere officier kreeg een berisping. Er zijn geen strafrechtelijke vervolgingen aangekondigd. (Financial Times, 21 april 2025)
Over fanatici. – Amos Oz, ‘How to Cure a Fanatic’ (2012), p. 58-61.
« A dear friend and colleague of mine, the wonderful Israeli novelist Sammy Michael, had once the experience, that some of us writers have from time to time, of a very long inter-city care drive with a chauffeur who was giving him the usual lecture on how urgent it is for us Jews to kill all the Arabs. And Sammy listened to him and rather than scream, ‘What a terrible man you are. Are you a Nazi, are you a fascist?’ he decided to deal with it differently. He asked the chauffeur: ‘And who do you think should kill all the Arabs?’. The chauffeur said: ‘What do you mean? Us! The Israeli Jews! We must! There is no choice, just look at what they are doing to us every day!’. ‘But who exactly do you think should carry out the job? The police? Or the army? Or maybe the fire brigade? Or the medical teams? Who should do the job?’ The chauffeur scratched his head and said: ‘I think it should be fairly divided between every one of us, every one of us should kill some of them.’ Sammy Michael, still playing the game, said: ‘OK, suppose you are allocated a certain residential block in your home town of Haifa and you knock on every door, or ring the doorbell asking: “Excuse me, sir, or excuse me, madam, do you happen to be an Arab?” and if the answer is yes, you shoot them. Then you finish your block and are about to go home, but just as you turn to go home,’ Sammy said to the chauffeur, ‘you hear somewhere on the fourth floor in you block a baby crying. Would you go back and shoot this baby? Yes or no?’ There was a moment of quiet and then the chauffeur said to Sammy Michael: ‘You know, you are a very cruel man.’ »
Over handelen en niet niets doen. – Martin Niemöller in A.A. Spijkerboer, ‘Een gehoorzame rebel’ (1996), p. 39-40, 94.
« We moeten terwille van ons geweten handelen, ook als de kans op succes klein is. ‘Ik ben mij ervan bewust dat het feit dat wij ons aaneensluiten de kerk wel niet redden of de wereld in beweging brengen zal; maar ik ben me er óók van bewust, dat wij het de Heer van de kerk en de broeders schuldig zijn datgene te doen wat wij vandaag kunnen doen, en dat een voorzichtig afwachten en toekijken vandaag al tekort schieten betekent, omdat degenen die in het nauw gedreven worden dan zonder onze broederlijke steun blijven. Laten we dus handelen!
‘Het is een veeg teken als wij zwijgen, als de christenheid er nog toe opgeroepen moet worden om te belijden; dan is er vast iets mis met ons geloof, dan staat ons iets in de weg dat we meer vrezen of liefhebben dan de Heer.’ »
Eén ding is wel zeker – Etty Hillesum.
29 mei 1942 – “Het is soms nauwelijks te verwerken en te bevatten, God, wat jouw evenbeelden op deze aarde elkaar alles aandoen in deze losgebroken tijden. Maar dáárvoor sluit ik me niet op in m’n kamer, God, ik blijf alles onder ogen zien en wil voor niets weglopen en van de ergste misdaden tracht ik iets te begrijpen en te doorgronden en ik tracht altijd weer de naakte, kleine mens op te sporen, die dikwijls niet terug te vinden is midden in de monstrueuze ruïnes van zijn zinneloze daden. Ik zit hier niet in een rustige kamer met bloemen zwelgend in Dichters en Denkers God te prijzen, dat zou heus geen kunst zijn en ik geloof ook niet, dat ik zo ‘weltfremd’ ben, als m’n geode vrienden vertederd zeggen. Ieder mens heeft nu eenmaal z’n eigen realiteit, ik weet het, maar ik ben geen verdroomde phantaste God, een nog wat bakvisachtige ‘schöne Seele’ (van mijn ‘roman’ zie Werner: ‘von einer schönen Seele an eine grosse Seele’). Ik zit oog in oog met jouw wereld God en ontvlucht de realiteit niet in schone dromen – ik meen, dat er plaats is voor schone dromen naast de wreedste realiteit – en ik blijf je schepping prijzen, God – ondanks alles! -“
29 juni 1942 – “En tòch vind ik het leven niet zinloos God, ik kan er niets aan doen. En God is ons ook geen verantwoording schuldig voor de zinneloosheden, die wijzelf aanrichten, wij zijn verantwoording schuldig. Ik ben al in duizend concentratiekampen duizend doden gestoven, ik weet het allemáál en ben ook niet meer verontrust over nieuwe berichten. Op de één of andere manier wéét ik alles al. En tòch vind ik dit leven schoon en zinrijk. Van minuut tot minuut.”
4 juli 1942 – “Eén ding is wel zeker: men moet de voorraad liefde op deze aarde helpen vergroten. Ieder beetje haat dat men al maan het veel te vele haten toevoegt, maakt deze wereld onherbergzamer en onbewoonbaarder.”